‘Ik schrijf in het Sranan en dat is een bewuste keus. Voor mij is het een erfenis van onschatbare waarde.
De taal is poëtisch en ik voel me prettig en zelfverzekerd wanneer ik speel met het Sranan.’
Celestine Raalte dicht in haar moedertaal het Sranan, de 'lingua franca' van Suriname. De taal van de Afrikaanse voorouders beschouwt ze als een daad van innerlijk verzet.
Afkomstig uit de orale traditie van Suriname, is Celestine Raalte in de eerste plaats voordracht-dichteres.
Ze treedt veel op op poëziefestivals in binnen- en buitenland
Om haar werk ook voor een Nederlands publiek toegankelijk te maken vertaalt ze haar gedichten in het Nederlands. Schrijven is voor Celestine Raalte als ademhalen. Haar poëzie is helder, open en krachtig. Geen maskers, geen hermetisme:
"Mi tru fesi no kibri baka barmaske."
Ze laat in haar poëzie een heldere en krachtige stem horen, waarmee ze haar herkomst en eigenheid gedecideerd poneert. Haar inspiratie ligt in Suriname. Talrijk zijn de verwijzingen naar Afro-Surinaamse tradities.
Celestine haar thema's zijn:
De verscheurdheid, de ontworteling, de onderdrukking van een volk, en de kracht van de vrouw zijn steeds terugkerende thema's in haar gedichten. Haar gedichten zijn vooral een krachtige oproep tot vergeving, tot het hervinden van waardigheid, liefde en respect. Tevens komen zelfreflectie van het zwartbewustzijn sterk naar voren in haar poëzie.
Celestine Raalte heeft in eigen beheer drie gedichtenbundels uitgegeven:
Akwenda/Streven (1989)
Ma Awitya (1997)
Sapatiya (2011)
Gedichten van haar hand zijn verschenen in:
"De Gids" (okt/nov 1990), "Black Flash" (1992), "PUNKTzeitung ET EP" (oktober 1993), "Surplus" (1994), "Spiegel van de Surinaamse poezie" (1995) en in "Lover", tijdschrift over feminisme, cultuur en wetenschap (juni 1998)